Architect Piet Viérin over de wederopbouw van de Westhoek

“Een architect moet zich aanpassen aan zijn omgeving”

De zoekterm ‘Viérin’ is goed voor 287 resultaten in de inventaris van het Agentschap Onroerend Erfgoed. Dat is niet moeilijk te verklaren: de Viérins horen al vier generaties lang bij het kruim van de Belgische architectuur. Hun vakkennis gaat veel verder dan eenvoudige lijnen op papier. Hun gebouwen zijn tijdsdocumenten, achter elke keuze schuilt een verhaal. Wij spraken, in volle coronacrisis en vanzelfsprekend  op respectabele afstand, met Piet Viérin (85).

Uw grootvader Jozef werkte actief mee aan de wederopbouw van de Westhoek na de verwoestende Eerste Wereldoorlog. Hij bepaalde het huidige stadsbeeld van Nieuwpoort en Diksmuide. Wat gaat er door u heen als u in die steden komt?

Piet: Zowel Nieuwpoort als Diksmuide hebben een gezellig centrum. Je voelt dat er een geschiedenis achter zit.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog verbleef mijn grootvader in Oxford. Op vraag van de minister van Landbouw en Openbare Werken Georges Helleputte die instond voor de Verwoeste Gewesten kwam mijn grootvader nog tijdens de oorlog terug naar België. Zijn opdracht bestond er in na te denken over de wederopbouw. Al in 1917 vroeg de burgemeester van Nieuwpoort hem om te willen instaan voor de heropbouw van zijn stad.

Mijn grootvader was erg begaan met het trieste lot van de gevluchte bevolking. Hij wou hen bij hun terugkeer hun wortels, hun roots, teruggeven. Hij wilde een woonomgeving creëren waar ze trots en fier op konden zijn en zich terug thuis zouden voelen. Dat principe heeft hij goed toegepast, vind ik.

De centra van Nieuwpoort en Diksmuide zijn geen klakkeloze overname van hoe het er voor de oorlog uitzag, maar het is ook weer geen enorme stijlbreuk. Hij gaf een nieuwe charme aan die steden door er elementen aan toe te voegen, elementen die refereren naar het rijke verleden van de Vlaamse steden.

Diksmuide en Nieuwpoort lagen volledig in puin. Het was ongetwijfeld werken in moeilijke omstandigheden. Terwijl de bevolking met mondjesmaat terugkeerde, moest hij een hele stad uit zijn as doen herrijzen.

Het archief van Nieuwpoort was gelukkig goed bewaard. Het Belfort en de stadshal op de markt van Nieuwpoort bijvoorbeeld was niet zo lang voor de Eerste Wereldoorlog gerestaureerd. Er was toen al veel opmetingswerk verricht waarmee mijn grootvader na de oorlog meteen mee aan de slag kon. Maar hij zocht nog naar oudere documenten omdat hij vond dat het beter kon.

Het was vergelijkbaar met de situatie in Ieper waar architect Jules Coomans de Lakenhallen aan het restaureren was toen de oorlog begon. Mijn zoon Philippe heeft met noArchitecten trouwens het interieur van de Lakenhallen onder handen genomen. Hij vertelde me dat hij meteen erg onder de indruk was van het heropgebouwde monument.

Staat u achter de keuze om de Westhoek weer op te bouwen in een neo-Vlaamse renaissancestijl? Of zou u, moest u toen geleefd hebben, het meer gehad hebben voor modernisten zoals Huib Hoste die in Zonnebeke aan het werk was?

Ik zou mij scharen bij de gevoeligheid van de bevolking. Ik zou creëren wat de bevolking het meest apprecieert en het meest nodig heeft, waar ze zich het meest in herkent.

Architectuur is toegepaste kunst. Het bestaat bij de gratie van de mensen die vandaag leven. ‘Beauty is a joy forever’, dat wel. Gebouwen moeten meerdere generaties overleven. Maar je creëert, je tekent en voert uit met de materialen en ideeën die op dat moment voorhanden zijn.

Om op uw vraag terug te komen, ik volg mijn grootvader in de keuzes die hij toen gemaakt heeft. (Met een kwinkslag) Ik denk dat mijn zoon Philippe hier en daar wel andere stijlaccenten zou leggen.

“Nieuwpoort en Diksmuide zijn geen klakkeloze kopieën van hoe het er voor de oorlog uitzag.”
Piet Viérin
architect

U heeft een hele tijd samengewerkt met uw vader Luc, net zoals hij samenwerkte met zijn vader. Hoe herinnert u zich uw vader?

Mijn vader groeide op in een kunstminnende omgeving. Na zijn middelbare studies, die hij tijdens de oorlogsjaren 1914 – 1918 gedeeltelijk in Engeland deed, volgde hij de opleiding architectuur aan de Sint-Lucasschool in Gent.

In 1924 moest hij zijn opleiding onderbreken om zijn vader Jos bij te staan die toen erg ziek was. Dat was meteen een uitstekende leerschool. Hij had duidelijk een aangeboren talent.

De invloed van mijn vader begon door te wegen, vooral dan in de villabouw. Na de Tweede Wereldoorlog werkte hij steeds meer voor eigen rekening. Hij had een uitzonderlijke gave voor de harmonieuze verhouding. Ik heb hem vaak horen zeggen dat het ‘essentieel is dat alles in harmonieuze verhouding staat op zichzelf én onderling én met de omgeving.’

Mijn vader blonk uit in het tot in het kleinste detail uitwerken van zijn ontwerpen. Hij was een meester in het ontwerpen van klare, praktische planindelingen.

Als restaurateur van monumenten werkte hij eveneens met kennis van zaken en met diepe eerbied voor wat in het verleden werd opgebouwd. Hij was niet uit op officiële erkenningen, toch werden hem meerdere onderscheidingen toegekend: de Gouden Palmen der Kroonorde en de pauselijke ‘Pro Ecclesia et Pontifice’ om er twee te noemen.

Een vader is altijd trots op zijn zoon, zeker op een zoon die al zoveel architectuurprijzen in ontvangst mocht nemen. Welke realisaties van Philippe springen volgens u het meest in de kijker?

Het nieuwe paviljoen aan het Brugs Gruuthusemuseum vind ik een ongelooflijk straffe realisatie. Magnifiek hoe hij een stalen constructie in dialoog laat gaan met het historisch stadspaleis.

Nog in het centrum van Brugge heeft hij Bistro Refter voor de familie Van Hecke gebouwd. Het is hedendaags en geslaagd, maar, en daar moeten we eerlijk in zijn, je kan Brugge niet vol zetten met zo’n gebouwen.

Mijn grootvader, vader en ik gingen altijd uit van het idee dat je als architect eerbiedig rekening houdt met de omgeving. Philippe kan, dankzij zijn talent, vernieuwende elementen in zijn ontwerpen bijcreëren die het geheel naar een hoger niveau tillen.

Uw naam duikt op bij de restauratie van heel veel monumentale gebouwen in Vlaanderen. Welke realisaties draagt u voor altijd in uw hart?

Samen met mijn Brugse collega’s Vermeersch en Dugardyn werkte ik 35 jaar lang mee aan de restauratie van de Sint-Salvatorskathedraal in Brugge. Deze gotische kathedraal terug in volle glorie te zien, vervult mij nog steeds met trots. Ook aan de restauratie van het neogotisch complex van Vivenkapelle samen met architect Aimé Meyer bewaar ik warme herinneringen. Het beschermde complex bepaalt het hele dorpsgezicht van het charmante Vivenkapelle.

In Damme werkte ik onder meer aan de restauratie van het stadhuis in Brabantse gotiek op de markt en aan het complex Huyze de Grote Sterre en aan het Sint-Janshospitaal met zijn romaanse gevel in de Kerkstraat. Samen met Philippe heb ik in 1999 het kantoorgebouw en de papier- en pulpterminal van papierfabrikant Stora Enso in Zeebrugge gerealiseerd. Het gebouw ligt op de westelijke strekdam van de haven van Zeebrugge, zo’n 3 kilometer diep in zee. We gebruikten materialen die het ruwe zeeklimaat kunnen weerstaan. De profilering van het beton in de dikke schil van het gebouw verwijst naar de werking van een golfbreker. Het kantoorgebouw werd opgenomen in de lijst van Onroerend Erfgoed.

U bent nog steeds actief, vermoed ik?

Kent u de Sint-Gilliskerk in Brugge? Deze mooie gotische hallenkerk ligt niet ver van het centrum, maar buiten de gangbare toeristische wegen. Je vindt er een groot aantal belangrijke kunstwerken. We hebben net de neogotische kruisweg met zijn veertien staties gerestaureerd. Een prachtwerk, dat de bisschop van West-Vlaanderen Lode Aerts niet ontgaan is. Op Goede Vrijdag heeft hij aan de veertien staties gebeden, samen met drie musici en twee voorlezers. Het werd mooi in beeld gebracht door de lokale zender. Prachtig hoe die zonnestralen de kerk binnen kwamen en dat kleine groepje mensen belichtte.

Is het aan uw grootvader te danken dat Brugge werelderfgoedstad geworden is? Hij was er immers jarenlang schepen van Openbare Werken en zette sterk in op restauraties van de monumentale huizen in de binnenstad.

Ik denk het wel. Als architect in de eerste plaats en later als politicus had hij aandacht voor de zeer bijzondere identiteit van de stad. Het behoud van de kleinschaligheid en het typische karakter van de Brugse binnenstad lagen hem nauw aan het hart. Hij wou het kronkelende stratenpatroon behouden waardoor je altijd perspectief krijgt op de overkant van de straat. Je mag ver kunnen kijken, je zicht botst altijd op gevels, op architectuur, op activiteit en leven in de stad. Er valt nooit een ‘gat’ in het straatbeeld. De aanblik blijft gemoedelijk, gezellig, geborgen.

Het was zijn wens om de grootsheid van de geschiedenis van de stad te bewaren en te onderstrepen, denk maar aan het stadhuis met zijn Gotische Zaal, de Heilige Bloed Basiliek, het vroegere Justitiepaleis en vele andere. Hij creëerde pas iets nieuw als het te ontwerpen gebouw in een neutrale omgeving zou opgetrokken worden. Het Groeningemuseum is daar een mooi voorbeeld van. Begrijp je wat ik bedoel? Ook in de natuur wordt dit principe toegepast. We planten geen sparren in een eikenbos. Dat is zonevreemd en botst met de omgeving.

“Mijn grootvader nam Stijn Streuvels mee op autoritten langs de hele kustlijn.”
Piet Viérin
architect

Een volgens mij prachtig gebouw, omdat het zo mooi aansluit op zijn omgeving, is het Lijsternest van Stijn Streuvels in Ingooigem. Het werd gebouwd in 1905. Had uw toen 33-jarige grootvader een nauwe band met de toen 34-jarige schrijver?

Mijn grootvader is geboren in Kortrijk. Hij richtte er de Kortrijkse Kunstgilde op waar later ook Streuvels bij aansloot. Streuvels en mijn grootvader werden vrienden. Mijn grootvader had al voor de Eerste Wereldoorlog een wagen en samen maakten ze vele ritten. Ze reden de hele kustlijn en het binnenland af, tot in Nederland, waarbij ze de Vlaamse traditionele landelijke architectuur en de regionale volkscultuur bestudeerden.

Het Lijsternest was de expressie van wat ze samen hadden gezien en bewonderd tijdens hun uitstappen. Het bureau van Streuvels bijvoorbeeld kijkt uit over het weidse landschap tot aan Tiegemberg. Dat panoramische raam is in één stuk gemaakt en was zeer progressief.

Mijn vader Luc zette zich graag in de tuin van het Lijsternest om er te schetsen. Ook hij kon goed met Streuvels opschieten.

De biografie van u en uw familie lijkt wel een kroniek van het bouwkundig erfgoed van de twintigste eeuw.

Ik woon nog steeds in het huis van mijn grootvader in Brugge. Hij was door zijn studies sterk beïnvloed door Jean Béthune, de pionier van de neogotiek in Vlaanderen en stichter van de Sint-Lucasscholen. Gaandeweg voegde hij eigen inzichten toe aan zijn realisaties. Ik denk aan het verbluffende Palace Hotel in Zeebrugge en het oogstrelende Memlinc Hotel langs de Kustlaan in Knokke of het neoromaanse Zoutekerkje in Knokke dat zo perfect opgaat in zijn omgeving. Mijn vader heeft in dat laatste ook zijn hand gehad.

Al wat mijn grootvader creëerde, vind ik nog steeds mooi. Hij bouwde ook veel villa’s waarin je duidelijk de invloed van zijn Engelse periode kan herkennen. Ik ben zelf ook nog mee geweest naar de Cotswolds, die prachtige heuvelachtige streek in Centraal-Engeland, om er te schetsen.

Vader en grootvader werkten wel vaker samen. Zo was er de, ondertussen helaas afgebroken, koninklijke villa in het Zwin. Daarin kwam alles samen wat tot op dat moment typerend was in de Vlaamse regionale architectuur. Vlakbij was er een luchthaven waarvan de dienstgebouwen door mijn vader Luc ontworpen waren. Er was toen nog lang geen sprake van het vogelparadijs zoals het nu is.

Als Covid-19 geen roet in het eten strooit, vinden er deze zomer verschillende evenementen plaats om de wederopbouw van de Westhoek te herdenken. Zal u er ook bij zijn?

In Ieper zal ik zeker de tentoonstelling in het In Flanders Fields Museum aandoen.

Eind juli vindt in Nieuwpoort de evocatie ‘Follow the…Feniks’ plaats over de wederopbouw. Daar kijk ik reikhalzend naar uit.

Praktisch

Meer weten over het herdenkingsprogramma van de wederopbouw van de Westhoek? Surf naar www.feniks2020.be.

Lore
Lore

Een 25-jarige creatieve duizendpoot met een passie voor taal, communicatie en toerisme. Een optimistische bezige bij die geniet van het leven :)