Tweede leven voor Antwerpse hoofdsynagoge

Meer dan honderd jaar na zijn bouw kraakte de Antwerpse hoofdsynagoge van de Israëlitische Orthodoxe Gemeente Machsike Hadas in al zijn voegen. De verf bladderde af, ‘s winters was het er om te bevriezen en de voorzanger bracht meer tijd door met lekken te dichten op het dak dan in de gebedsruimte.

Het gebouw snakte naar een grondige renovatie waarop de gemeenschap een aanbesteding uitschreef. De opdracht werd gegund aan Vanhecke & Suls, een architectenbureau dat al een hele rist andere monumenten onder handen nam zoals de Antwerpse Sint-Augustinuskerk en de De Grote Robijn, het kasteel d’Ursel in Bornem en het stadhuis van Poperinge. Samen met projectleider Erik Van Waes van hoofdaannemer PIT Eiffage Antwerpen gaven ze de hoofdsynagoge weer zijn glorie van weleer. Terecht. Het gebouw is sinds 2003 beschermd als monument en van de hand van architect Jules Hofman ofwel de Antwerpse Victor Horta.
Begin 20e eeuw tekende Hofman de plannen van de hoofdsynagoge aan de Ooststraat in de Zurenborgwijk, een voor hem vertrouwde buurt die krioelt van de art-nouveauparels die hij uit zijn pen schudde. De zandstenen gevel van de synagoge versierde Hofman met de typische korfboogvormige vensters, sierlijke zuiltjes en twee hoektorens. Daarachter verschuilen zich de gebedsruimtes die baden in het licht dankzij de bovenlichten in kleurrijk glas-in-lood.

Biddende Duitse soldaten
De Eerste Wereldoorlog doorkruiste de bouwwerken, al hield dat Joodse militairen van het Duitse bezettingsleger niet tegen om het gebedshuis al voorlopig in gebruik te nemen. Oscar Pfeffermann, een van de verantwoordelijken van de synagoge, vertelt dat er zwart-witfoto’s bestaan van de biddende Duitsers in de synagoge. Na de wapenstilstand werd de synagoge begin 1919 officieel ingewijd. Jules Hofman zou het nog net meemaken. Hij overleed in mei van dat jaar. De synagoge werd zo zijn grootste en enige religieuze opdracht.
Honderd bewogen jaren later heeft de tand des tijds zich laten voelen. De stralende gevel van weleer had al zijn glans verloren door de luchtvervuiling en ook achter de schermen was het verval tastbaar. ‘Tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben de Duitsers er lelijk huisgehouden. Boeken werden verbrand en binnenin was het gebouw kapotgeslagen’, zegt Pfeffermann. ‘Toen werden er vlug vlug herstellingen uitgevoerd omdat de leden van de gemeenschap behoefte hadden aan religieuze activiteiten.’ Het monument werd slechts één keer, oppervlakkig, gerestaureerd na een brand in de jaren zestig.
‘Een monnikenwerk: de drie grootste lusters bestaan uit liefst 48 armen en meer dan 200 onderdelen, een echte puzzel.’
Alsof twee oorlogen, een brand en de luchtvervuiling nog niet genoeg waren, zorgde de aanleg van de Noord-Zuidverbinding, een spoortunnel tussen Antwerpen-Berchem en Antwerpen-Dam, begin deze eeuw voor bijkomende schade. Muren en gevels vertoonden barsten en scheuren door de trillingen van de boorwerken, bovendien bleek het beton in slechte staat en waren de toiletten niet toegankelijk voor mensen met een beperking. Kortom: de synagoge was na meer dan een eeuw uitgeleefd.
Roest zonder glans
Vandaag ontneemt een reusachtige stelling het zicht op de middenbeuk van de synagoge. Timmermannen lopen af en aan, Q-Music schalt door de luidsprekers en onder de tientallen kroonluchters zijn stellingen gerold van waarop Eva Annys, Lucy 't Hart, Marieken Goovaerts, Zoë De Grande, Johannes Goovaerts, Ana Sladkowska en Dietlinde Peeters gehandschoend en met engelengeduld aan het werk zijn. De lusters en kandelaars die de synagoge opsmukken hadden, net als het houtwerk en de schilderijen, al hun splendeur verloren.
‘Eerst was het de bedoeling om de lusters grondig te reinigen, maar toen er stellingen geplaatst werden, werd al snel duidelijk dat er meer nodig was dan een poetsbeurt’, zegt Pfeffermann. ‘Ze vertoonden corrosie en kleurafwijkingen, allemaal zaken die je van beneden niet kon zien.’ Het resultaat zou een roodbruine kleur opgeleverd hebben zonder enige glans. Daarom werd het Kampenhoutse conservatie- en restauratieplatform IPARC opgevist. Zij kregen de opdracht om de 70 lusters, waaronder de drie kanjers die boven de middenbeuk slingeren, in hun oude glorie te herstellen. De meerprijs werd bekostigd door de stad Antwerpen en de Vlaamse Gemeenschap.

Geen onomkeerbare schade
‘Een monnikenwerk,’ zegt Lucy 't Hart, een van de restaurateurs van IPARC: ‘De drie grootste lusters bestaan uit liefst 48 armen en meer dan 200 onderdelen, een echte puzzel.’ Bovendien waren ze zwaar gehavend. ‘Ze zijn ooit gevernist geweest zijn, maar na al die jaren werden de borstelstrepen duidelijk zichtbaar en was er corrosie ontstaan.’
In het begin vorderden de werken dan ook langzaam. ‘We wilden eerst een methode ontwikkelen die geen onomkeerbare schade aanricht. Er zomaar een commercieel poetsmiddel op uitstrijken, kan namelijk meer kwaad dan goed doen. Ze bevatten additieven die zo’n kunstwerk kunnen beschadigen,’ legt ‘t Hart uit. ‘Vanop een steiger hebben we de onderdelen van de luster gedemonteerd en tests gedaan die tot een duurzaam resultaat leidden. Eens op kruissnelheid, waren er nog acht dagen werk nodig per luster, de kleinere exemplaren in de zijgangen vergen vier dagen werk.’

Chemisch bad
In plaats van de lusters naar het atelier van IPARC te verhuizen, worden ze ter plaatse behandeld. De gegoten bronzen armaturen blijven hangen waar ze hangen en vanop een stelling onder handen genomen. De ornamenten worden een voor een gedemonteerd en in een aparte ruimte in de synagoge behandeld. Het tijdelijke atelier van IPARC staat vol chemische baden, een tent waarin gepolijst wordt en een rolcontainer met daarin de Davidsterren, bladornamenten en de lamphouders van een van de lusters.
De vaten vol chemische producten verraden dat het werk niet zonder gevaar is. ‘Vroeger werden er veel sterkere detergenten en chemische stoffen gebruikt, vandaag gebruiken we gezondere producten die minder schadelijk zijn voor de gezondheid. Als we met gevaarlijke producten werken, zoals ammoniak, dan zetten we gasmaskers op’, zegt ‘t Hart.

Mengelmoes van kleuren
Hoe blaas je honderd jaar oude metalen stukken nieuw leven in? De restaurateurs van IPARC pakken in hun geïmproviseerde atelier de corrosievorming aan door de onderdelen eerst in een bad met chemische stoffen te leggen. Het koperlaagje dat daardoor ontstaat wordt weggepolijst waarna ze de ornamenten in solventbaden onderdompelen.
De lusters bestaan uit zowel gegoten als gewalst messing. Door dit verschil in productie en eerdere poetsbeurten op de sommige onderdelen is het oppervlak niet egaal gedegradeerd. Om een egaal aspect te verkrijgenmengelmoes aan glazuren te vermijden, brengen de restaurateurs ten slotte een beschermend oranjekleurig laagje vernis aan. Zo krijgen alle lusters een egale kleur, al is dat niet de enige reden om ze een nieuw likje verf vernis te geven: ‘Na het polijsten krijgt het metaal een gelig effect terwijl ze voor de restauratie warmer waren van kleur,’ zegt ‘t Hart.

Zandsporen
Er is een heel spectrum van hoe ver je kunt gaan bij zo’n restauratie. ‘Deze behandeling was heel ingrijpend. Bij museumobjecten zou je meestal niet zo ver gaan, maar bij objecten die hun oorspronkelijke functie behouden, restaureer je diepgaander. Dat is ook bij kandelaars van pakweg kerken of kloosters het geval. Het zit diep in de religieuze cultuur ingebakken om metaalwerk blinkend en schoon te houden’, legt ‘t Hart uit.
Toch tonen de lusters nog altijd hun honderdjarige geschiedenis. ‘Door de manier waarop het messing toen gegoten werd - in zand - is het onmogelijk om de armaturen egaal hoogglanzend te krijgen’, zegt ‘t Hart. ‘Als je met je neus voor zo’n luster staat, zie je zelfs nog duidelijk de putjes. Maar bij restaureren gaat het vaak om afstand nemen. Vanop een meter of twee zijn die plekjes niet meer zichtbaar.’

Water en vuur
Door het grote volume aan te restaureren objecten, springt metaalrestaurateur Eva Annys IPARC bij. Het is de eerste keer dat ze zich met zoveel metaalrestaurateurs op eenzelfde project gestort hebben en de vrouwen zijn duidelijk in het overwicht. ‘Misschien heeft dat te maken met de stappen die meer zorg vragen. Je moet voorzichtig te werk gaan,’ zegt Annys terwijl ze de ornamenten in een bad met een chemische oplossing onderdompelt. ‘Als restaurateur draag je een grote verantwoordelijkheid.’
Wat kan er dan fout lopen? ‘Op het eerste gezicht lijkt het een eenvoudige klus, maar het proces vergt allerlei kleine stappen en details die veel expertise vragen. Wanneer je er weinig ervaren mensen bij zou betrekken, merk je dat ze van die details, die wij evident vinden, geen kaas gegeten hebben’, zegt Annys. ‘Zo zijn water en metaal als water en vuur: je moet de stukken dus altijd netjes drogen want de twee gaan niet samen. Logisch misschien, maar je moet er wel aan denken.’

Katrollen in Boedapest
Eens alle onderdelen hun laatste laagje vernis gekregen hebben, verlaten ze het atelier en worden ze weer aan de lusters gemonteerd. Zolang de verbouwingen duren verdwijnen de lusters onder een hoes die ze moet beschermen tegen stof en verfspatten.
Zo kan de Joodse gemeenschap de komende 20 tot 50 jaar op beide oren slapen indien de lusters goed onderhouden worden. Maar hoe doe je dat? Zonder stelling geraak je er niet bij. Pfeffermann, die ook betrokken was bij de restauratie van de op een na grootste synagoge ter wereld, de Grote Synagoge van Boedapest, zag hoe de lusters daar aan een katrol zijn opgehangen zodat ze tot op vloerniveau kunnen dalen om ze te poetsen. Dat was hier niet mogelijk, vandaar dat er op geregelde tijden stellingen zullen geplaatst worden om de lusters in al hun glorie te bewaren.
De hoofdsynagoge zal na de renovatie trouwens ook zijn deuren openzwaaien voor het grote publiek. Stad Antwerpen zal er rondleidingen organiseren buiten de gebedsdagen en -uren.